Tot zijn grote verwondering ontdekt Erwin Mortier op een dag dat een verre voorvader van hem, ene Jozef Tessely, in 1864 secretaris
was van een van de eerste literaire verenigingen in Vlaanderen. Generaties later liep een andere Tessely, Mortiers grootvader, met de
arm in de Hitlergroet geheven voorbij de Brusselse Beurs, voor datzelfde Vlaanderen. Dit familieverleden zet Mortier aan tot een
reis naar de bronnen van zijn schrijverschap, in licht en schaduw. Hij beziet met mededogen de vroege geschiedenis van de Vlaamse
letteren in het jonge België, en hij luistert met deernis naar de schuld en schaamte van de generaties die hem hebben gevormd en getekend. ‘Ik schrijf omdat ik al schrijvende kan spreken en zwijgen tegelijk.’
Tot zijn grote verwondering ontdekt Erwin Mortier op een dag dat een verre voorvader van hem, ene Jozef Tessely, in 1864 secretaris
was van een van de eerste literaire verenigingen in Vlaanderen. Generaties later liep een andere Tessely, Mortiers grootvader, met de
arm in de Hitlergroet geheven voorbij de Brusselse Beurs, voor datzelfde Vlaanderen. Dit familieverleden zet Mortier aan tot een
reis naar de bronnen van zijn schrijverschap, in licht en schaduw. Hij beziet met mededogen de vroege geschiedenis van de Vlaamse
letteren in het jonge België, en hij luistert met deernis naar de schuld en schaamte van de generaties die hem hebben gevormd en getekend. ‘Ik schrijf omdat ik al schrijvende kan spreken en zwijgen tegelijk.’