Het lichaam ligt midden op het lege parkeerterrein. Het ligt plat op de rug, met de armen gestrekt langs de romp, de voeten bij elkaar. Over de betonnen vlakte hangt het blauwe licht van de dageraad. Het is windstil.
Het terrein hoort bij het verlaten fabrieksgebouw. Een jaar geleden, na maanden van staking en een gewelddadige confrontatie met de rijkswacht, gaat de fabriek dicht, een van de vele. In het televisiejournaal elke avond dezelfde grauwe beelden van stugge arbeiders aan een stakingspost, van betogingen in de hoofdstad waarbij men alles aan diggelen slaat. De impact van het waterkanon op volwassen mannen, traangas dat door gemaskerde betogers wordt teruggegooid, auto’s die in een, twee, drie keer worden omgekiept. De vakbonden verliezen hun aanzien en macht, de oude industrieën leggen het loodje. De privatisering trekt als een vernietigende storm over het land.
Aan de uiterste rand van het parkeerterrein staat een rij van vijf aanhangwagens, traag verdwijnen ze in het woekerende struikgewas. Hun zeilen hebben een groene waas en zijn onleesbaar geworden. Achter de rij bomen op het talud het suizen van het verkeer op de ringweg om de provinciestad. Maandag, begin augustus.
Een jongen volgt het pad dat van de woonwijk langs de bomenrij naar de sportvelden en het zwembad loopt. Hij heeft weinig tijd, zijn vakantiejob in de doe-het-zelfzaak begint over een halfuurtje. De pup is zijn verantwoordelijkheid. Als hij een hond wil, zegt zijn vader, dan moet hij er zelf voor zorgen. Alle pups zijn schattig, maar een hond leeft wel veertien, vijftien jaar. Of hij dat goed beseft? Een hond is geen speelgoed. Een hond is als een kind, hij is er gewoon altijd.
De jongen kijkt naar zijn pup, naar de dikke poten en het slappe lijf. Alleen kwispelen doet de hond al wankelen. Ze lopen niet tot de sportvelden, er is geen tijd. Als hij te snel het talud afdaalt struikelt de hond en rolt naar beneden, waar hij zich kort uitschudt en blij verder loopt. Na een tiental meter dringt het tot de jongen door. Er ligt iets midden op het parkeerterrein van de oude fabriek, hij merkt het uit de hoek van zijn oog.