Jan Cremer (1940-2024) overleden
‘Ik werd geboren aan de vooravond van de tweede wereldoorlog.
Op donderdag 14 september presenteerde Tommy Wieringa zijn nieuwe roman Nirwana op de uitgeverij. Ter ere van deze feestelijke gebeurtenis, hield Stefan Hertmans een prachtige laudatio.
Dierbare Tommy,
Je hebt een ambitieus boek geschreven, een groots fresco waarin verleden, heden en toekomst elkaar de hand reiken.
Een familiekroniek, een kroniek van een kunstenaarskarakter en een meditatie over onze tijd.
Al deze niveaus wentelen elegant door elkaar en maken het lezen van Nirwana tot een intens esthetisch en intellectueel genot.
Een goed boek is een wereld, en in die wereld zitten details die onverhoeds die wereld kunnen spiegelen, of van een diepere betekenis voorzien. Elk detail kan allegorisch worden, als het boek goed geschreven is.
Zo viel mij een zin op, midden in het boek, waardoor ik opkeek van het blad en iets dacht te zien dat, dwars door het filigraan van de tekst, mij iets vertelde over de duisternis en het licht, de verlichting en het vuur, die elkaar afwisselen in de verbeelding van een schrijver die poogt een verleden te reconstrueren in het licht van zijn eigen actualiteit.
Het is een onschuldige zin, je leest er zo over, maar voor mij zette hij de deur op een kier naar een diepere waarheid.
In de bedoelde passus zit het hoofdpersonage, de schilder Hugo Adema, te lezen in een van de laatste dagboeken van zijn grootvader Willem Adema, die bijzonder zwaar fout is geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik lees even de passus waarin de zin voorkomt:
‘Hij zat onder de lamp te lezen, de warmte van de dag stond als een slapend paard in het donker. In het bos waren geluiden. Geritsel van kleine dieren, het korte hoe! van de bosuil. In de kruinen van de beuken langs de oprijlaan klonk soms een enkel, geïsoleerd kauwengeluid, alsof er eentje droomde op zijn tak.’ (p. 308).
Ja, dat laatste dus: alsof een kauw zat te dromen op zijn tak en dan een kort geluid liet horen, dat hij in zijn droom slaakte. Dit detail is onwezenlijk en het had een direct effect op mij: ik hield op met lezen en besefte dat er zoveel meer gezegd wordt dan er staat. Een licht terugkerend motief in het boek is namelijk, dat kauwen trouw zijn in de liefde. De eenzaam om zijn verloren geliefde Loïs dromende verteller Hugo Adema zit, dat is duidelijk, in het betoverde woud van zijn verbeelding. Hij zal daaruit worden bevrijd door een nieuwe liefde, en door de radicale manier waarop hij in en door zijn schilderijen op zoek is gegaan naar de waarheid binnen zijn complexe, door oorlogsschuld getekende familie. Van daaruit, vanuit die betoverde wereld waarin de dromende kauw hem iets toeroept dat hij niet kan ontcijferen, waarin de warmte van de dag als een slapend paard vlakbij staat te ademen, daar houdt zich de verborgen verteller op, hij die de tovenaar is, hij die aan de betoverde touwtjes trekt, de schrijver Wieringa, die overigens in dit boek optreedt als een nevenpersonage dat er, als elke schrijver, op uit is op slinkse wijze de familiegeheimen te ontfutselen aan de nakomeling van de foute grootvader om er zijn eigen verhaal uit te brouwen; Wieringa als de onbewogen beweger.
Deze ingreep – dat de auteur niet de verteller is, maar een personage dat de verteller als een soort vampier die op zijn geheimen uit is, bedreigt – dat maakt Nirwana, hoe pijnlijk en beladen het onderwerp van de nog steeds etterende gevolgen van de collaboratie voor de nakomelingen ook is, ook tot een ironisch boek, een boek waarin de licht satanische, ons welbekende grinnik van de schrijver Wieringa weerklinkt: want de betovering is bij de goede schrijver altijd de harmoniek van de nakende onttovering.
Beste Tommy, ik ben altijd al een groot bewonderaar geweest van het betoverende essay Psychoanalyse van het vuur van de Franse filosoof Gaston Bachelard. Ook jouw roman Nirwana is een boek over de geschiedenis van het vuur, over de betovering door vuur, over de gedachte dat het vuur getemd moet blijven om een goede knecht van de mens te zijn; wanneer het vuur ontembaar wordt, zal de knecht de meester vernietigen. Daarmee zijn we zelfs bij de klimaatcrisis en de opwarming van de planeet aanbeland. De ambivalentie van het vuur is de eigenlijke drager van je boek. Van het primitieve vonkje van de prehistorische vuurdragers over de grote stadsbranden, over het vuur dat oorlogen tot een hel maakt tot en met het nucleaire vuur: het loopt als een vonkende draad door dit grote fresco. Je bent zo fijnzinnig om het woord niet te laten vallen, maar eigenlijk gaat het over het vuur der grootste schande, dat op de achtergrond als een memento mori meeklinkt: de totale verbranding van een volk, de holo-caustus.
Maar het vuur is ook allegorisch, het is het temperament van de diersoort mens, van hun ijver en naijver, van hun libido, van de tomeloze ambitie van Willem Adema en zijn gelijknamige kleinzoon, Hugo’s broer Willem, die ervan droomt het grootste krachtschip ter wereld te bouwen, dat hij dan ook nog, met een van de knipogen naar Thierry Baudet, de Boreas heeft gedoopt in zijn naïeve veroveringszucht; het is ook het vuur van de schuld, dat door de generaties heen brandt.
En dan staat daar plots deze zin:
‘Het antwoord op de heerschappij van het vuur is afwezigheid van vuur. Uitdoving. Nirwana.’
Het woord nirwana, dames en heren, is eigenlijk afkomstig uit het Sanskriet, waar het zoiets als onbeweeglijkheid betekent, de houding die nodig is om de boeddhistische staat van de volmaakte soevereiniteit te bereiken, waarin de mens zich heeft losgemaakt van zijn begeerten. De wijze die het stadium van het nirwana heeft bereikt, hij die niet alleen zijn zaken op een rijtje heeft maar, veel moeilijker, ze allemaal los heeft gelaten: dat ligt net buiten het bereik van de naar waarheid zoekende verteller Hugo, en met hem het naar deze waarheid hunkerende personage Wieringa.
Pas in de laatste pagina’s, met het verrassende slotbeeld, lijkt het nirwana gelijk te zijn geworden aan de vrede van de dood.
Maar is het nirwana dan wenselijk?
Of moeten we, met de oorlog in Oekraïne in gedachten – een oorlog die in dit boek geregeld meeklinkt –, dan toch het vuur gaande houden, de ambitie om vuur met vuur te bestrijden?
De vraag blijft open, ook al wordt het vuur in het hoofdpersonage geblust.
In zijn achteraf geschreven toespraak ter gelegenheid van de toekenning van de Nobelprijs zei Bob Dylan, sprekend over de beroemde roman All Quiet on the Western Front:
‘Who knows how long this mess will go on? Warfare has no limits. (… there are) wounds too big for the body (…) All that culture from a thousand years ago, that philosophy, that wisdom – Plato, Aristotle, Socrates – what happened to it? It should have prevented this.’
Zoals we weten, hebben literatuur, filosofie en wijsheid zelden het vernietigende vuur van de oorlog kunnen tegenhouden – het zijn altijd de ongevoeligsten en de brutaalsten, de narcisten en de machtsgeilen die het pleit winnen, net omdat ze zich pantseren tégen inzicht, tégen sensibiliteit en tégen empathie. Wat daarvan overblijft, is een levensgrote wonde voor hen die dergelijke lieden vader of grootvader hebben moeten noemen.
Dat gevoel gaat ook op voor tweede en derde generaties van een oorlogsmisdadiger; ik ben er zelf langdurig mee geconfronteerd toen ik De opgang schreef, een boek over een Vlaamse SS-man. Wie zich openstelt voor inzicht, is daarom nog niet weerloos tegen de wreedheid van het onverstand. Hij kan altijd horen hoe een kauw droomt en een kreet slaakt in zijn droom.
Nirwana is vanaf dinsdag 19 september overal verkrijgbaar. Klik hier om te bestellen of voor meer informatie.