Wij zijn de wolven

Een gelaagd meesterwerk over woede, liefde en compassie

Paperback:
22,99
E-book:
11,99

Synopsis

Samenvatting

De Bass Rock is een majestueuze rotsformatie die al eeuwenlang vanaf de zee uitkijkt over het Schotse vasteland. Door de jaren heen zijn tegen de achtergrond van deze rotsen de levens van drie vrouwen met elkaar verbonden. Aan het begin van de achttiende eeuw vlucht Sarah weg wanneer ze ervan wordt beschuldigd een heks te zijn. In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog moet Ruth wennen aan een nieuw huis, een nieuwe omgeving en een nieuwe echtgenoot. Zestig jaar later staat dat huis leeg. Vivian, rouwend om haar pasgestorven vader, zoekt haar weg in de eigendommen van Ruth en ontdekt haar eigen plaats in de familiegeschiedenis.
De levens van deze drie vrouwen zijn ingrijpend door mannen bepaald, maar in hun verbondenheid schuilt de kans op een nieuw bestaan. Wij zijn de wolven is een ingenieuze en meeslepende vertelling, een gelaagd meesterwerk over woede, liefde, misbruik en compassie.

Specificaties

ISBN: 9789403110110
NUR: 302
Type: Paperback
Auteur(s): Evie Wyld
Vertaler: Roos van de Wardt, Astrid Huisman
Prijs: 22,99
Aantal pagina's: 368
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum: 14-01-2021

Specificaties

ISBN: 9789403110516
NUR: 302
Type: E-book
Auteur(s): Evie Wyld
Vertaler: Roos van de Wardt, Astrid Huisman
Prijs: 11,99
Aantal pagina's: 368
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum: 14-01-2021

Leesfragment

Ik was zes en mijn moeder en ik hadden Booey meegenomen voor een wandeling met z’n tweetjes over het strand waar zij en papa waren opgegroeid, de kust een mix van zwarte rotsen en bleek koud zand. Het was er altijd koud – zelfs in de zomer droegen we wollen truien en hadden we een loopneus, die schraal werd doordat we hem constant aan onze mouw afveegden. Maar het was november, en de wind dwong de hond dicht bij ons te blijven, haar oren plat, haar ogen toegeknepen. Ik zag de toplaag van het zand wegstuiven, waardoor het op een gigantisch opbollend beddenlaken leek.
We zochten in de vloedlijn naar kaurischelpjes. Er drukten er twee in mijn handpalm, wit als de keel van een zilvermeeuw. Mijn moeders blik was scherper en zij had er al zes. Ik voelde de aantrekkingskracht van de overwinning afnemen.
In een van de rotspoelen lag een zwarte koffer met uitpuilende zijkanten. De rits was gesprongen en op de plek waar de tandjes niet meer in elkaar haakten zag ik twee vingers met aan het topje een rode nagel, en één grijze knokkel waar een derde vinger hoorde te zitten. Het stompje van de vinger, als het gipsen miniatuurhammetje van mijn poppenhuis. Het zeewater had alle kleur uit de knokkel gezogen en slechts een kil grijs en het wit van het botje achtergelaten. Het kwam door het botje, denk ik, dat het zoveel weg had van de piepkleine ham. Ik bewoog mijn arm om iets uit mijn gezicht te vegen en op dat moment steeg er een dikke, zware wolk vliegen uit de koffer op.
Achter me mijn moeder – ‘Nog een!’ riep ze. ‘Ik heb er nog een gevonden!’ – en toen de geur, als een dode kat ’s zomers in de schoorsteen, een geur zo hoog en breed dat je er niet over- of omheen kunt kijken.
Mijn moeder kwam achter me staan. ‘Wat is…’
Ik bleef naar de vingers staren en probeerde het te bevatten terwijl mijn moeder me aan mijn arm meetrok. ‘Kom mee, kom mee,’ zei ze, en ze braakte alsmaar op het zand, ‘niet kijken, kom mee.’ Maar hoe meer ik keek, des te meer ik zag, en achter de openingen tussen de witte vingers zat een oog dat me aan leek te kijken, dat iets over me leek te weten en me een vraag stelde en een antwoord gaf. In de herinnering, die een kinderherinnering is en onbetrouwbaar, knippert het oog.

Gerelateerde artikelen